The Captain’s Log Book 42
Donderdag 19 Juli, 2022
Amsterdam
52º20´518´´ North, 004º54´29´´ East
HET PAROOL
August Dirks (70), jarenlang kapitein van de Azart, Ship of Fools, wilde met zijn schip voor haar laatste reis naar de Uluruberg in Australië varen. Maar onderweg bleek hij terminaal ziek. Een terugblik. “Jullie zij de fools, met al jullie regels.”
MIJN LEVEN WAS EEN KUNSTWERK
Wanneer August Dirks (1952) praat, zwaaien zijn handen druk heen en weer en rinkelen de belletjes om zijn pols. De donkerblauwe nagellak bladdert van zijn nagels. “Dus jij heet ook Dirks?” vraagt hij als ik binnenkom, zijn felblauwe ogen tot spleetjes knijpend.
August Dirks was jaren kapitein van de Azart, het Ship of Fools, ook wel het Narrenschip genoemd. Drieëndertig jaar lang voer de Azart de wereld rond als reizend theater met een wisselende bemanning van toneelspelers, kunstenaars en muzikanten.. In de havens van Kaapverdië, Griekenland en Rusland speelden zij absurdistische voorstellingen voor kinderen en volwassenen. Tot 12 September 2021. “Het mirakel was waar: The Ship of Fools staat bovenop het strand” schrijft Dirks in het logboek. “Zevenenvijftig zeemijl ten zuiden van de evenaar en honderdvijftig meter voorbij de Stille Oceaan.” In drie aktes zet hij de laatste reis van de Azart uiteen. “Happy end. Een hele dure voorstelling maar zeer memorabel, temeer omdat het schip weer op wielen rijdt en daarmee terugkeert naar haar historische oorsprong als wielschuit of scheepswagen, oftewel de meest uitgelaten kar van de karnavalsparade.”
Het klinkt als het einde van een schelmenroman, Is dit het einde van het avontuur?
“Voor mij is het afgelopen. Ik heb daar niets meer te zoeken. Maar voor Azart is het een nieuw begin. Die ligt nu in de buurt van Manta, Ecuador in een vissersdorpje. We hebben haar daar op het strand getrokken. Een theatergroep uit Quito heeft haar overgenomen. Er staat een tribune omheen. Over dertig jaar ligt zij er nog, dat is afgesproken et de autoriteiten.”
Deed het pijn? Afscheid nemen?
“Voor mij kwam het iets te vroeg. Maar dat kwam door mijn gezondheid. Ik kreeg kanker. Toen moest die tumor weggesneden worden. Ik loop wat moeilijker lopen en kan ook niet meer echt goed bewegen. Dan moet je niet meer met een boot gaan varen. Dus dat maakt het makkelijker te accepteren dat het schip op zo’n mooie manier wegkomt. Ik heb drie maanden gekregen van de arts, dat is bijna anderhalf jaar geleden. Tot op heden slaat de behandeling aan.”
Zie jij jezelf als kunstenaar of als rebel?
“Als allebei wel, een beetje. Ik heb mijn eigen leven vormgegeven, een eigen utopie gebouwd. En ik heb altijd een beetje naast de maatschappij gelopen, of in mijn geval: gevaren.”
Wanneer begon dat?
“Ik was student Russisch in Amsterdam en had het idee opgevat om tijdens de perestrojka een soort uitwisselingskantoor te beginnen voor kunstenaars uit Amsterdam en Moskou. We noemden het CIRC. In die tijd mochten Russische artiesten voor het eerst in zeventig jaar naar het buitenland, op uitnodiging. Maar het maakte niet uit van wie die uitnodiging kwam, dus ik schreef ze als armlastige student gewoon zelf. Met wat andere studenten hielden we in een kraakpand kantoor. Dat heb ik een paar jaar gedaan, tot mijn vader overleed. Mijn broers en zussen stopten de erfenis in hun hypotheek, heel slim. Ik kocht voor mijn 60.000 een schip. Zo begon het.”
Waarom een schip?
“Vanwege Amsterdam. Ik zag een oude schuit liggen, de Hydrograaf, in Amsterdam Noord, dacht ik. Zo mooi. Uit 1920, toen schepen nog mooi waren. Romantisch.”
U kocht in een oude haringlogger uit 1916 met het idee er een varend operaschip van te maken en er mee naar Rusland te vertrekken. En toen?
“Toen lagen we stil. Vijf jaar lang aan de ketting op het KNSM-eiland. De eerste opera werd een bankroet. We hadden wat problemen met een advocaat en de beloofde subsidie voor onze tour naar Moskou ging niet door. Was achteraf goed, want ik kon toen nog helemaal niet varen. Ik heb een paar varkens op het schip gezet zodat het onaantrekkelijk zou worden voor de verkoop. En toen zijn we daar op het KNSM-eiland een nachtclub begonnen met illegale Russische wodka en cabaret. Heel veel artiesten over de vloer gehad. En van het geld dat we verdienden kon ik de oude dame een beetje opknappen om te gaat toeren. Vijftien jaar lang rondgevaren en overal en nergens voorstellingen gespeeld. En toen moesten we weer aan de ketting in 2000, om een akkefietje in de buurt van Alkmaar. Gelukkig hebben we toen kunnen afdwingen dat we op het Azartplein aan de ketting mochten, op onze oude stek. We hadden geen rechten daar te liggen maar ook geen gezeik met de havendienst. Ze konden natuurlijk niet weigeren, dat plein was naar ons genoemd.”
Waarom wilde u nog een keer proberen de Azart weer op zee te krijgen?
‘Waarom zou je het opgeven als het nog een mooie toekomst heeft? Dat is de vraag die je moet stellen.”
Ik denk dat veel mensen het hadden opgegeven. Waarom bleef u geloven in dat varend theater?
“Ja, wat moet je dan? Het schip ligt aan de ketting, maar dat is een kwestie van onderhandelen. Het was nonsens. Dat is het geheim van de Azart: zij ziet eruit als drijvend schroot, niemand wil het kopen. Je hebt eigenlijk een enorme machtspositie. Ik vergelijk het met de Jehova’s getuigen met de blauwe klomp: eenmaal tussen de deur krijg je het niet weg. Dit is een blauwe klomp van 180.000 kilo. En intussen kun je juist als je stilligt de leukste dingen doen. Je moet het schip zien als een gratis podium dat je kan neerleggen waar je maar wilt. Bovendien is het een mobiele sculptuur die je kunt versieren zoals je blieft.”
U ziet het als kunst op zich?
“Ja. Het is spelen met de geografie. Je ligt elke keer weer in een fantastische omgeving, je maakt telkens opnieuw deel uit van een ander landschap: een afgelegen industrieterrein, midden op een tropische rivier in Suriname of in een middeleeuws Italiaans dorp. Het heeft dus altijd iets bijzonders.”
Dat was het doel in eerste instantie?
“Varen. Wegwezen. De Cubacrisis had mij de ambitie ontnomen om iets te bereiken in de maatschappij. Ik was puber en dacht: het heeft geen zin, ze schieten elkaar toch wel overhoop. De mensheid leert niet. Maatschappelijk gezien heb ik er vrij vroeg de brui aan gegeven. Achteraf kun je zeggen dat ik zestig jaar te vroeg was.”
Hoe werd de Azart het Ship of Fools?
“Toen ik bij het KNSM-eiland failliet lag, kwam ik het boek Het gilde van de Blauwe Schuit tegen, van Herman Pleij. Daarin staat een donderpreek beschreven uit de middeleeuwen over het narrenschip. Een waarschuwing: op die schuit zitten mensen die niet deugen in de maatschappij, de gekken, degenen die worden weggestuurd. Veel kunstenaars lieten zich inspireren op die tekst. Het boek Das Narrenschiff van Sebastian Brant is erop gebaseerd, net als het schilderij Ship of Fools van Jheronimus Bosch. Ik realiseerde dat het niets uitmaakte, de problemen met advocaten en ingetrokken subsidies. Narren hebben geen geld nodig, die leven van niets. Af en toe een slok wijn.”
Wat maakte dit beeld dan zo aanlokkelijk voor jou?
“Ik nam het aan als uitdaging. Weg uit deze maatschappij. Jullie zijn de fools, met jullie regels en problemen, en permanente misdaden. Het is totale vernietiging. Wij zijn degene die het heil zoeken, jullie zijn verdoemd.”
De rol van een nar is ook om de samenleving een spiegel voor te houden.
“Precies. Ik wilde dat mensen zich de vraag gingen stellen: ben ik nu gek, of ben jij het? Jij zit in de file naar je werk, werkt je het schompes om de hypotheek te kunnen betalen. Ik zit in een of ander leuk stadje in de zon een operales te geven. Ik ben niet de gek. Dat was de spiegel.”
Is humor slechts een middel of een doel?
“Als je zoveel mogelijk publiek wilt trekken, moet je er een beetje een komische show van maken. Humor zorgt er ook voor dat je gemakkelijk ergens binnenkomt. Een gek met grote oren, belletjes om zijn polsen en met rare kleren aan, wordt niet als bedreiging gezien. Het doel was de glimlach”.
Ben u een gek?
“Nee, natuurlijk niet. Ik moest een schip runnen, onderhandelen met de havendiensten, mensen aansturen, toneelstukken opzetten, routes uitstippelen. Dat kan niet als je echt gek bent. In de huidige maatschappij is dit volstrekt ondenkbaar trouwens. Ik ben de hele tijd door de mazen van het wet heen geglipt met dat schip.”
Heeft u nooit gedacht: waarom heb ik niet gewoon een bovenwoning in Amsterdam?
“Nee, zeker niet. Ik beschouwde woningen als deze altijd als een soort doodskisten. Ken je die begraafplaatsen in Zuid-Europa? Word je zo ingeschoven. Dat is hetzelfde.”
Maar nu zit je er toch.
“Ja gut. Ik accepteer het, ik moet wel.”
Bent u bang om dood te gaan?
“Nee. Misschien een beetje voor de pijn. Maar daar hebben ze middelen voor, tegenwoordig. Het is eigenlijk banaal om aan longkanker dood te gaan op je zeventigste, vind je niet? Wordt ik toch nog erkend als een gewoon mens. Ik dacht dat ik bijzonder was, maar het is de omgeving die zo raar is dat ik dan bijzonder lijk. Ik ben eigenlijk een behoorlijk normaal mens. Ik weet wat goed is, ik weet wat mooi is en wat belangrijk voor iemand is. De meeste mensen weten dat niet. Zo simpel is het. Dan ben ik niet een zot, maar jullie.”