Een Hollands Theaterschip
op de Stille Oceaan

Je vaart met een luxe jacht van dertig meter dik dertig jaar de wereld door. Zonder geld. Met een pleziervaartuig van tien kajuiten, twee toiletten en een eikenhouten tafel waaraan zeventien man comfortabel een plek vinden. Dat vereist een boel fantasie en improvisatievermogen. Dat begint met het transformeren van een onderhand honderdjarige haringlogger tot een theaterschip, om precies te zijn: een zottenschuit. Zoiets brengt menig havenautoriteit en de bewoners van talloze steden en dorpjes meteen al in een vrolijke stemming. Ondertussen heb je het voorrecht te varen met eigen scheepsorkest en komen de leukste mensen van het dorp als bijen naar de honing op de voorstelling af. Om de komst der zotten flink in de publiciteit te zetten organiseer je een ceremoniële ontvangst op het stadhuis waarin we een absurde toespraak en narrenschelletjes uitwisselen met een kalligrafische welkomstbrief van de Burgemeester. Ondertussen hoeven ze bij de havendienst helemaal niet te weten dat de zogenaamde scheepsverzekering een ordinaire en goedkope ongevallenverzekering is die opgesteld is in het Nederlands maar waarvan ze nog nèt “theaterschip Azart” begrijpen. Het gaat hen trouwens boven de pet te twijfelen aan wat zestig havendiensten eerder voor zoete koek hebben aangenomen. Net zoals ze jarenlang nooit getwijfeld hebben of de schipper wel een vaarbewijs had. Tot je natuurlijk een keer de verkeerde sloot bij Alkmaar invaart en als een Michiel de Ruyter een elektriciteitskabel doorvaert. Een heel eiland en honderden loeiende koeien die gemolken wilden worden zaten zonder stroom.

Het is een wonder dat het scheepje na dertig jaar nog steeds lustig in de vaart is. Hoogst zelden konden we instanties verleiden tot wat subsidie of sponsoring. Terwijl het schip toch als een buitengewoon Cultureel Ambassadeur van Amsterdam fungeert. Ze heeft driemaal aan de ketting gelegen, driewerf hoezee! De eerste keer hebben we biggetjes gekocht die met hun stront potientiële kopers wisten te ontmoedigen. De tweede keer smeekten ze of we alsjeblieft wilden vertrekken. De derde keer zijn we na een slepend proces en demonstraties in de rechtbank tot een ‘geheime’ overeenkomst gekomen want de electriciteitsmaatschappij wilde geen precedenten voor andere wanbetalers scheppen. Er moest nog wel een flinke hap betaald worden maar dat werd keurig geleverd door het illegaal en populair nachtcabaret waarin we het scheepsruim ondertussen veranderd hadden. Ze heeft ook talloze gevaren doorstaan, waarvan we vaak nooit bewust waren of die we alweer vergeten zijn. Die van een paar weken geleden vergeten we niet gauw. We wilden rond de Kerst een paar dagen doorbrengen op een eilandje op 12 mijl van Panama City. De schipper dacht er zonder GPS te kunnen komen en wees de stuurvrouw op het eiland. Het bleek het verkeerde eiland te zijn. De stuurvrouw bleek aan hetzelfde syndroom te lijden als diegenen die een gracht inrijden omdat de Tom-Tom het zegt. Toen de schipper uit de motorkamer op de brug terugkwam kon hij op het nippertje een dramatische botsing vermijden. Eigenlijk had dit de meest poetische apotheose geworden van de Zottenschuit oftewel de Zuipschuit die al duizend jaar de meest absurde kar in de karnavalsparade is.

Het geheime wapen is de industrie-motor uit 1959. Die is zo sterk dat de fabriek spoedig daarna over de kop ging. Die Japanse en Koreaanse rammelkasten die toen in de mode raakten zijn allang tot schroot vermalen. Deze motor heeft in dertig jaar nog nooit kuren vertoond, sterker nog, die heeft het mogelijk gemaakt dat de zotten zonder motormuis de zeeën durfden te bevaren met een redelijke kans op behouden aankomst. Noch beneden in de vetput, noch boven in de stuurhut kan je ze op electronica betrappen. De generatoren worden nog met de drijfstang aangeslingerd. Nuja, in de stuurhut hebben we een marifoon maar de GPS en AIS zijn stuk. En de laatste vierdaagse overtocht vanuit Panama City hebben we gemaakt met zo’n mobiel nautisch programma, da’s een hele schok als je niks anders dan papieren zeekaarten gewend bent. De Atlantische oceaan zijn we overgestoken met een Zeekaart van Magnetische Variatie uit 1975. Die geven de nauwkeurigheid van 1800 zeemijl op 16 cm weer. In Suriname waren gelukkig weer wat ouderwetse kaarten, vooral handig op de Cottica rivier waar je wel honderd mijl door puur oerwoud kan varen.

Helaas, de wereld is geen paradijs. Ik herinner me op een Grieks eilandje de zogeheten ‘kaasoorlog’ die aan boord uitbrak. We hadden zó weinig geld dat de hele bemanning zich als hongerige wolven vergrepen aan het stukje kaas dat we eindelijk gekocht hadden. Die winter overleefden we door aan tafel regelmatig een dîner-théâtrale te organiseren voor vooral de Engelse expats die daar woonde. Ze moesten de helft vooraf betalen om alvast het eten en vooral de wijn te kunnen kopen want ze dronken als tempeliers. In Palermo daarentegen zwaaide de Burgemeester ons uit met een traditioneel 15-mans orkestje. Nog belangrijker, hij gaf ons miljoenen lires mee om als Ambassadeur van de stad de Zotheid te verkondigen. Die Zuid-Italianen zijn de echte comedianten. De havencommandant van Napels had zijn buro aan het eind van een hele lange gang. Om hem mijn papieren te presenteren moest ik de hele gang doorlopen. Op het ritme van mijn klompen en het gerinkel van mijn belletjes verschijnen links en rechts steeds meer smetteloos witte uniformen in de deuropening tot ik onder hun luid applaus de deur van de commendante bereik. Die wou natuurlijk een foto van mij en die kreeg hij natuurlijk als ik pontificaal achter zijn buro mocht zitten. Het scheepsregister was toen trouwens een groen boekje met een in het Nederlands opgesteld uitklapvel dat begon met een veelzeggend “Aan Allen Die Deze Zeebrief Zien of Horen Lezen“. Dat is puur theater. De Italiaanse havens stonden onder beheer van het leger zodat het de keurig witte uniformen zijn, dienstplichtigen, die, zowat met witte handschoenen aan, de touwen aanpakken en daarbij hoopvol maar vergeefs vragen of er wat hashish over is. Soms staat er een schuimbekkend havenmeestertje op de kade die met alle macht verhindert de touwen om de bolders te gooien. In Marokko hadden we enorme moeite om wat ondernemende typen te ontmoedigen een paar honderd kilo aan boord mee te geven. En daarna om de geüniformeerde douane te ontmoedigen om maar meteen met ons mee naar Europa te varen. Pas de problème, zeiden ze er nog bij. Ieder van de tweehonderd nederzettingen tussen Casablanca, St-Petersburg, Reykjavik en Haifa waar we de show presenteerden, bracht weer zijn eigen verrassing.

Nu liggen we al bijna een maand pal in het midden van een vissershaventje in Esmeraldas in Ecuador. Dat mag zomaar. Het hele concept om met onze tribune op de kade de inkomsten bijmekaar te schrapen ligt hier op zijn gat. Ze hebben hier nauwelijks geld. Ze hebben hier nauwelijks publiek toegankelijke kaden om op te treden. En als we al een kade mochten vinden zakt het schip met laag water helemaal onder het blikveld van het publiek. Toch ziet het ernaar uit dat we hier de meest spectaculaire show ooit gaan presenteren. De Surinaamse regisseur die anderhalf jaar geleden in Paramaribo nog ‘De Voorstelling van het Jaar’ maakte, komt speciaal hiervoor over. Toen speelden we een Amsterdams slavenschip tegenover de Waag op precies dezelfde plek waar eeuwenlang goederen en slaven werden verhandeld, met een honderdjarig scheepje van dezelfde dimensies. Nu presenteren wij een show over dromen en reizen met lokale artiesten en muzikanten. Dat wordt een soort vlaggetjesdag. Al die kleine vissers hebben sloepjes van acht, negen meter waarmee ze een paar dagen op zee gaan. Daar passen vrouw en kinderen op, plus nog een reeks buren, die anders nooit in de haven komen. We hopen dat er wel tachtig of honderd bootjes rondom het schip afmeren. Het persconferentie wordt een soort protest voor de arme, onafhankelijke artiesten, zoiets als “Kijk, er moeten zotten helemaal uit Holland komen om ons een podium te bieden, waarom geven jullie dat zelf niet, en ook niet eens een repetitieruimte”?

De reis naar Australië wordt wellicht zo’n beetje de laatste. We worden allemaal een dagje ouder en de stokoude dame Azart is onderhand ook aan een serieuze en schier onbetaalbare opknapbeurt toe. Het meest aantrekkelijke idee is het schip met hoog water, op volle kracht en met een flinke bries in de kont op een exotisch strandje in de Stille Oceaan te steken om daar een strandtentje te openen. Maar eerst steekt het schip de Australische woestijn over. We zijn uitgenodigd door de stamoudsten van de Uluru om aan de voet van de berg als podium te dienen voor een verbroederingsceremonie. In Australië vieren ze de 250 jaar dat Captain Cook het land ‘ontdekte’. Wij weten wel beter. Die luttele jaren waren genoeg om een heel continent te vernietigen en de cultuur die vijftigduizend jaar het continent op duurzame wijze wist te beheren. Het schip steekt de woestijn op wielen over als de meest vrolijke kar in de karnavalsparade om aandacht te vragen voor de problemen van de oorspronkelijke bewoners wiens problemen in die 250 jaar nog niet opgelost werden.


This image has an empty alt attribute; its file name is p032-033-Nautique-02-2020-5-4-1024x651.jpg