WE ZITTEN ALLEMAAL IN HETZELFDE SCHUITJE
Aan boord hebben we geen last van het isolement dat velen op drie-hoog in de steden ondervinden. We zitten middenin een absurd toneelstuk met vijf totaal uiteenlopende karakters. De schrijver dezes is Uw schipper. Als hij niet in de eerste persoon zou schrijven had ik hem “Het Wandelend Skelet” genoemd. Marja , met een gezonde levenshouding en voor de duvel niet bang, noemen we “Tia Maria”. Dan hebben we onze bootsman “De Zielenknijper”, die met brede Russische gebaren de maat der zielen opneemt. Er is de bosneger “Joker” Tolin, de regisseur uit Suriname die misschien niet meer naar huis kan maar die zijn kwinkslagen niet kan laten. Hij noemt ons schip consequent – en terecht – “De Roestbak”. Dan hebben we nog een andere Rus, enigszins verdwaald en verdwaasd, die we de “De Zwijger” alias “De Schim” noemen. Wanneer hij eindelijk praat vertelt hij dat de Australische bosbranden een Amerikaans complot is om de Australische koeien te vernietigen die de embryo’s kweken van ontelbare kleine Chineesjes. Dit is heel serieus want zijn Russische internet-dwaallicht verspreidt zulke waar- en wetenswaardigheden. Voilà Uw medereizigers… Het is niet precies het gezelschap dat ik U in mijn hoofdstukje “School For Fools” voorspiegelde maar een school for fools is het zeker wel.
Persoonlijk komt deze crisis net effe te vroeg want we zouden pas een maand later op weg zijn naar de paradijselijke Marquesas eilanden, vanwaar verder vertrek niet meer van belang is. Dan was je verbijsterd op de eilanden beland terwijl ondertussen de crisis de wereld had veranderd. Dan kom je ook na vijf weken automatisch gezond aan want na vrijwillige quarantaine. Maar het is hier in Esmeraldas niet slecht. De vissers brengen desgewenst ‘s-ochtends de verse vis of enorme garnalen die net als groente en fruit spotgoedkoop blijven want overvloedig aanwezig. Met af en toe een verfrissende duik in het water dat, toegegeven, vanwege de rivier helaas niet hemelsblauw is. Maar ook in dit stadje is nu een straatverbod van kracht waarvan alleen boodschappen doen ontheffing verleent. Daar trekken ze zich nauwelijks iets van aan, vooralsnog. De bewaker “Dikbuik” Ramón, die op de buurman-vissersboot de wacht houdt, roeit voor een likeurtje langs en vertelt dat het eerste geval reeds gesignaleerd werd in een dorp vijftig kilometer verderop. De pest kruipt dichterbij..
We krijgen bezoek van Rolphino, omgedoopt tot Dolphino oftewel “De Dolfijn”. Hij vertrekt regelmatig met zijn zoon en een vriend voor een of twee nachten op zee om tonijn te vangen. Hij komt met vrouw en negen (klein)kinderen langs om tonijnsalade te maken. Wij hadden zojuist ontbeten. Het schip wordt net een speeltuin. Hij wist niet wat te doen met zijn gezin want sinds twee dagen vist hij niet meer nu de vismarkt gesloten is. Toch zal hij eventueel wel moeten, al was het maar om met zijn buren voedsel te ruilen. Hij is ten minste een voedselproducent en dat geeft ook aan ons een zeker perspectief op ruilhandel. Ze geven je ter begroeting gewoon een hand en als je ervoor een elleboog wil teruggeven zegt ie – “Ach, als je dood moet, moet je dood”. Dat is een wijsheid die rechtstreeks uit het oerwoud stamt. De vraag is wel hoe de gemeenschap reageert als er echt paniek uitbreekt. Toen de blanken hier voor het eerst landden, hebben ze hele stammen met hun virus verwoest. In ieder geval leven ze al generaties op het basisniveau dat voor de Europeanen nog een heel probleem zou kunnen worden. Ze worden nu ook verplicht om twee weken thuis in quarantaine te zitten maar dat is behoorlijk uitzinnig want dan is er niks te eten. Na het ontbijt staat er hamerkophaai op het menu. Een van hun vrienden kwam terug van zee. Als ze groot zijn behoren ze tot de meest gevaarlijke der haaien. Gelukkig kunnen ze niet tegen het brakke water in de haven. We hebben niet de illusie dat het visfestijn voortduurt. De kindergarten raast ondertussen volop door. We sturen de zoon van Delfino naar huis met de opdracht om vier dichtregels uit het hoofd te leren van een lokale dichter uit zijn loflied op Tapao. Dat is een bananengerecht dat ze de volgende keer voor ons zullen voorbereiden. We gaan dat filmen als de hele familie met ons rond de tafel zit. Als dat nog mogelijk is.
Het is ook jammer voor de show die net vorm begon te krijgen. De titel luidt “Met De Ogen Naar De Zee“. Dat is heel toepasselijk want de Oceaan, “De Stille“, blijft op een flinke steenworp lonken. We hebben contact met “De Zwarte Aarde” (Tierra Negra), een van de beste lokale marimba-groepen. Dat is een soort xylophoon van stukjes bamboo van verschillende lengte en de trots van de lokale negerbevolking omdat het door de Unesco onlangs tot Immaterieel Erfgoed van de Mensheid werd uitgeroepen. Behalve onze Lolbroek uit Paramaribo was uit Nederland een vrolijke, dikke, zwarte zangeres gekomen die weer net op tijd naar huis kon terugkeren. We hadden juist de Cultuurdienst van de Gemeente en het Toeristenbureau gemobiliseerd die de Visserijcoöperatie zou inschakelen. We liggen, volstrekt uniek, op anker pal in het midden van de kleine vissershaven en het was de bedoeling dat de vissers met hun bootjes voor de voorstelling rondom het schip zouden afmeren. In ieder schip past wel een elftal van vrouwen, kinderen en buren, hetgeen een publiek vormt die normaal nauwelijks in de haven komt en die de capaciteit van de tribune verre overtreft. Het zou een soort Vlaggetjesdag worden, een Eén-April afscheidsshow als vertreksein voor verdere avonturen…
We hebben een goede vriend gevonden in de Commandante, de havenmeester. Dat is een hoge militaire functie en om hem te spreken moet je een uur antichambreren. De eerste keer was hij in wit parade-uniform. Ik werd op zijn bureau ontboden met de enigszins boze vraag waarom ik niet vertrok want ik was als noodgeval binnengevaren en moet dus zo snel mogelijk wegwezen. Ik zeg dat ik weliswaar illegaal want onaangekondigd ben binnengevaren maar dat we ondertussen helemaal legaal zijn en sowieso perfect in staat om weer te vertrekken. Het bleek dat zijn ondergeschikte militairen het dossier van een Duits schip voor zich hadden waarop El Commendant , alias “De Neus“, zich in veronschuldigingen uitputte. “Wanneer het ons beliefde ongeveer te vertrekken ?“. Ik zeg, “Wel, Half April, zo ongeveer, na de voorstellingen…”. Maar de realiteit heeft ons ingehaald dus de volgende keer kan ik hem melden dat om te vertrekken mijn bemanning eerst de gesloten landsgrenzen moet over zien te komen.
En een dag later zocht ik hem weer op, om hem het beloofde boek “Azart – Ship of Fools” te brengen. We bleven zowat een half uurtje aan het keuvelen want hij is geïnteresseerd in oude schepen en heel nieuwsgierig. Hij keek me aan alsof ie water zag branden toen ik hem vertelde dat ik als taalkundige en volstrekt onbekend met de scheepvaart in een gril met een oceaanstomertje de wereld wou rondvaren. Zijn nicht is de belangrijkste gewezen bailarina van het land en zijn vrouw een trouw theaterbezoekster. Het zijn de eerste Ecuadorianen die ik tegenkwam en het boek ook echt verdienen want in staat om Engels te lezen. Hij beloofde mij spoedig met zijn vrouw aan boord een kijkje te nemen. Maar de show is afgezegd en sociale contacten worden van hogerhand ontmoedigd. Helaas! Gelukkig lijkt onze Commendante een creatieve persoonlijkheid te zijn hetgeen nog van belang kan zijn als burocratische problemen opdoemen. Het boek blijkt bijna beter dan een paspoort te zijn.
Het ziet ernaar uit dat er in Europa eindelijk weer gelezen wordt. Het plaatjesboek “Azart – Ship of Fools” schijnt moeilijk leesbaar te zijn en daarom heeft vrijwel niemand tot de allerlaatste regel doorgezet. Deze regel
Dit is een plaatjesboek dat niet makkelijk leesbaar is en daarom hebben weinigen het tot de allerlaatste regel volgehouden. Da’s jammer want deze laatste regel heeft een verontrustende ondertoon:
Whatever may happen (about humanity’s fate), this book draws a portrait of an era that most pretend is still quite normal but that in an ever more frantic speed belongs to a very exotic past.
Wat ons ook te wachten staat, dit boek geeft een beeld van een tijdperk waarvan de meesten denken dat het nog behoorlijk normaal is maar dat in een steeds woester tempo behoort tot een buitengewoon exotisch verleden.
Ik had geen idee dat het zo snel zou gaan.. Om geen twijfel te laten bestaan staat op de laatste bladzijde van het boek een foto van het standbeeld Erasmus die van zijn voetstuk is gevallen als symbool van de ineenstortende humanistische Europese waarden. Dat is misschien een van de gevolgen van het virus. Hoe dan ook, het wordt nooit meer zoals het was en daar kan onze Zweedse Greetje, als embleem van de jeugd, misschien blij mee zijn.